Waarheen met de opr?
Ondersteuningsplanraden: soms gaat het goed, nogal wat kan beter. Vijf jaar na de invoering van passend onderwijs ligt er een rapport met knelpunten en aanbevelingen.
De ondersteuningsplanraad, het medezeggenschapsorgaan dat betrokken is bij passendonderwijs, functioneert vaker moeizaam dan goed. Leden van opr's voelen zich nogal eens overvraagd en zowel opr-leden als directeuren van samenwerkingsverbanden noemen de materie ‘omvangrijk, complex en abstract'. Dat blijkt uit het rapport: ‘De OPR, 5 jaar in bedrijf'.
Onderzoek bij vijftien ondersteuningsplanraden wijst uit dat alle betrokkenen hun best doen om er iets goeds van te maken. Toch lukt het door diverse oorzaken opr-leden niet altijd om de gewenste stevige tegenkracht te zijn voor de directie van een samenwerkingsverband.
De ondersteuningsplanraad is hét medezeggenschapsorgaan op het niveau van een samenwerkingsverband, waarvan er 152 zijn in Nederland. In zo’n swv werken meerdere schoolbesturen in een regio samen, om ervoor te zorgen dat er voor iedere leerling een passende plek is en, zo nodig, goede ondersteuning. Hoe het swv dat doet, staat in het ondersteuningsplan.
Smalle basis
De ondersteuningsplanraad heeft weinig formele bevoegdheden, met als belangrijkste: één keer per vier jaar instemmen met het ondersteuningsplan van het swv. “Dat is een erg smalle basis”, constateert onderzoeker Joost Vreuls. Hij deed dit onderzoek in opdracht van het project Versterking medezeggenschap, waarin alle bij de medezeggenschap betrokken onderwijsorganisaties zijn vertegenwoordigd: zowel besturen, personeel, ouders als leerlingen. Vreuls bezocht 15 opr’s, in po en vo, verspreid over het land. Ook sprak hij met een aantal directeuren van samenwerkingsverbanden.
Op het niveau van het samenwerkingsverband gaat het veelal om beleidskeuzes op een abstract niveau. De samenwerkingsverbanden zijn groot: er vallen soms tientallen besturen en meer dan 200 verschillende scholen onder één swv. In de praktijk van alledag zie je die beleidskeuzes uit het ondersteuningsplan, zelfs als lid van een opr, niet meteen zichtbaar terug op de eigen school. Vreuls: “Er moet voor worden gewaakt dat wat in een opr aan de orde komt voor (een deel van) de leden niet een ver-van-mijn-bedshow wordt.”
Als ik eerlijk ben: wij komen met onze opr niet veel verder dan een gesprek over punten en komma’s. Een echte inhoudelijke discussie komt bij ons eigenlijk niet van de grond
De meeste opr’s hebben te maken met veel wisselingen in de samenstelling van de raad en ze kampen bijna allemaal continu met een aantal vacatures. “Dat komt de ontwikkeling en de continuïteit van het collectieve geheugen van de opr niet ten goede.” Een opr-lid vertrouwde Vreuls toe: “Als ik eerlijk ben: wij komen met onze opr niet veel verder dan een gesprek over punten en komma’s. Een echte inhoudelijke discussie komt bij ons eigenlijk niet van de grond.” Veel leden krijgen hun informatie uitsluitend van de directeur van hun swv. Contact met ‘de achterban’ is er nauwelijks, zegt éen van de respondenten. “De mensen willen gewoon dat het goed geregeld is op hun school en wat er bij een samenwerkingsverband gaande is, daar houden ze zich niet mee bezig.”
Het kan beter. Vreuls noemt een opr die roulerend op steeds een andere school vergadert, en daar dan ook een rondleiding met het thema ‘zorg’ krijgt, zodat de uitwerking van het beleid beter zichtbaar wordt.
Niet verbaasd
Kitty Ramakers, projectleider van Versterking medezeggenschap, de opdrachtgever van het onderzoek, is niet verbaasd over de uitkomsten: “Gevoelsmatig wist iedereen wel dat de opr niet optimaal functioneerde. Maar je moet daar toch gedegen onderzoek naar doen. Nu zien we: opr-leden doen goed werk, ze doen hun best om zichzelf nuttig te maken, maar mede door die smalle opdracht is dat lastig.”
Vreuls doet aanbevelingen om de opr-medezeggenschap te verbeteren. Het project Versterking medezeggenschap blijkt bijvoorbeeld weinig bekend bij leden van ondersteuningsplanraden, waardoor informatie hen niet bereikt. Hij doet de suggestie om actiever informatie rondom medezeggenschap en passend onderwijs te verspreiden, bijvoorbeeld via een nieuwsbrief. Ook signaleert hij dat opr-leden geholpen zouden zijn bij een handreiking met suggesties voor inhoudelijke vragen, die zij kunnen gebruiken in het overleg met de directie van het samenwerkingsverband. Niet om de lijst vraag na vraag ‘af te lopen’ maar om te zorgen dat er een inhoudelijk gesprek kan ontstaan. Leden van de opr kunnen baat hebben bij meer uitwisseling van kennis en aanpak met andere ondersteuningsplanraden in bijvoorbeeld regionale bijeenkomsten, adviseert hij.
Klankbord
De ondersteuningsplannen zullen naar verwachting opeen gegeven moment ‘staand beleid' zijn, verwachten Ramakers en Vreuls. "De opr kan dan wellicht doorgroeien en meer als klankbord gaan fungeren voor het swv .Op sommige plekken zie je dat al gebeuren." Ramakers: "Uit eerder onderzoek blijkt dat het geld voor passend onderwijs niet overal op de juiste plaats inde scholen terecht komt. Ik kan me voorstellen dat een opr daarin gaat samenwerken met een gmr om te kijken hoe het geld voor passend onderwijs zo optimaal mogelijk kan worden ingezet."
De Stichting Onderwijsgeschillen constateerde vorigjaar in een rapport over de medezeggenschapsketen in passend onderwijs dat de gmr, als bovenschools medezeggenschapsorgaan,wellicht een rol van betekenis kan spelen bij de medezeggenschap rond passendonderwijs. Zo'n heroverweging van de positie van de gmr op het terrein van passend onderwijs vindt ook Vreuls een goed idee. "Als gmr en opr elkaar als partners weten te vinden, kan de gmr het eigen bestuur de juiste vragen stellen met betrekking tot passend onderwijs."
Praktisch onderzoek
De uitkomsten van het meer juridisch onderzoek van deStichting Onderwijsgeschillen sluiten goed aan bij de bevindingen in het nieuwepraktisch georiënteerde onderzoek, constateert Ramakers. Nu is de beurt aan hetministerie van OCW dat in 2020 komt met een evaluatie passend onderwijs;ongetwijfeld wegen de onderzoeksuitkomsten daarbij mee, verwacht zij.
De stuurgroep van Versterking medezeggenschap spreekt ineen reactie van een ‘gedegen onderzoek' en zowel opdrachtgever als deelnemendeopr's onderschrijven de conclusies. Versterking medezeggenschap vindt echterdat het ontwikkelen van nieuw ondersteuningsmateriaal zoals een handreiking metvoorbeeldvragen, één van de aanbevelingen in het rapport, niet veel zal helpen.Het bestaande materiaal kan wel beter onder de aandacht vanondersteuningsplanraden worden gebracht, vinden de organisaties achterVersterking Medezeggenschap. Verder kunnen opr's individuele ondersteuning krijgenvia het project.