Veranderen is tof, maar neem de tijd
Elke school wil bijzonder zijn. Vernieuwingen zijn daarom aan de orde van de dag. Maar grote veranderingen vragen soms veel van het personeel. Hoe kan de mr bijdragen aan een soepel proces?
Toekomstgericht onderwijs, de leerling centraal, keuzewerktijd, verbreding, verwerking & verdieping, lessen van 80 minuten in plaats van 45: veel scholen veranderen hun onderwijs, ieder op eigen manier. Bestuurders en directies hebben vaak haast met die vernieuwingen. Betrokkenheid van het personeel is via de Wet beroep leraar geregeld. De professionele ruimte van leerkrachten betekent dat zij verantwoordelijkheid dragen voor het vakinhoudelijke, vakdidactische en pedagogische proces op school. Als het goed is heeft elke school een professioneel statuut, waarin die ruimte voor leerkrachten wordt omschreven. De medezeggenschapsraad doet er goed aan om bij zulke vernieuwingsplannen in de gaten te houden of het gewenste tijdspad wel haalbaar is, adviseert AOb-trainer Floris IJsendorn.
Onderwijs vernieuwen op zich is ‘enorm tof’, benadrukt IJsendorn. Er ontstaan nieuwe inzichten, nieuwe methodes, en als scholen zich van elkaar onderscheiden valt er voor ouders en leerlingen iets te kiezen. “Maar de manier waarop zo’n verandering wordt doorgevoerd, zorgt soms voor problemen. Het zijn vaak grote hervormingen en vooraf is niet altijd goed te voorspellen wat het precíes betekent.” Het reguliere onderwijs gaat door terwijl er vergaderd en nagedacht wordt over de vernieuwingen. “Dat kan, maar het is net zoiets als verbouwen terwijl de winkel open is. Dat vraagt wat. Het personeel heeft vaak extra werk en moet blijven zorgen voor goed onderwijs, je gewone werk. Veelal gaat dat niet om twee maanden, maar misschien wel over twee jaar.” Goede communicatie is daarom belangrijk, benadrukt hij.
Het zorgt voor reuring en onrust: daar kun je maar beter eerlijk over zijn.
Gastles hyperinflatie
Veranderen vraagt wat van een team, en directies denken daar soms te makkelijk over, zegt IJsendorn. “Je komt er bij zo’n nieuwe aanpak met het reguliere taakbeleid niet uit”, voorspelt hij. Soms gaat het om langere lesblokken, soms om een heel nieuw aanbod van projecten op een vaste dag. “Dat kunnen ook gastlessen zijn, waarbij een externe in de aula voor 90 leerlingen tegelijk iets vertelt in het kader van economie, over een actueel onderwerp als hyperinflatie.” Gewone lessen zijn er dan niet. Dat lijkt ontlastend voor docenten en is inhoudelijk superinteressant voor leerlingen, maar ook bij een gastles zit voorbereidingswerk.
Bij onderwijsinhoudelijke vernieuwingen gaat het vaak om aanpassingen in het schoolplan, zodat de mr moet instemmen. In andere gevallen is er advies nodig van geledingen of de voltallige mr. “Mooie plannen op papier vragen om voorbereiding. Misschien zijn er tijdelijk extra mensen nodig om materiaal te ontwikkelen of willen personeelsleden ermee aan de slag in een uitbreiding van hun aanstelling.”
De directie wil graag ‘gewoon beginnen’, hoort hij wel van personeelsleden. “Maar je moet goed weten wáár je aan begint en daar het daarover eens zijn. Vergelijk het met schilderen. Wordt het een stilleven of een portret? Of blijkt halverwege ineens dat er een soort Picasso wordt verwacht? Het is fijn als dat vooraf duidelijk is.”
Zo pakte Adelbert College Wassenaar verandering aan
De voorbereidingen voor de overgang naar een nieuw lesrooster waren gedegen, kijkt docent economie Jean Merlet (destijds mr-lid) terug. Het Adelbert is een eenpitter. Zowel docenten als schoolleiding gingen te rade bij andere scholen die een soortgelijke vernieuwing hadden doorgevoerd. Heel nuttig, zegt Merlet. “Je krijgt daardoor eerlijke antwoorden op al je vragen.”
De medezeggenschapsraad werd al in een vroeg stadium betrokken en bleef dat gedurende de voorbereidingen. De invoering van het nieuwe rooster viel ongelukkigerwijs samen met de komst van corona, maar het Adelbert zette toch door, met instemming van de mr. “We zijn nu twee jaar op weg, maar de omstandigheden waren natuurlijk helemaal niet ideaal. Ook niet om hierover te communiceren met ouders en leerlingen.” Er zijn een aantal evaluatiemomenten afgesproken gedurende de eerste vijf jaar.
Het Adelbert heeft nu lesuren van 80 minuten in plaats van 50 minuten. Er is onderscheid tussen vaklessen en keuzelessen, waarbij die laatste voor verrijking, verdieping en verwerking moeten zorgen. Het nieuwe systeem werd met een krappe meerderheid ingevoerd. “Gemiddeld moest elke sectie 15 procent lestijd inleveren. Je raakt als docent contactmomenten kwijt. Voor mij betekende het voor mijn vierde klas geen twee keer per week 50 minuten, je ziet leerlingen slechts één keer per week 80 minuten.”
Hoe kijkt hij er nu naar? “In de praktijk gebruiken veel leerlingen hun keuzetijd voor huiswerk. Zij kiezen vooral de flexuren die bij hun agenda passen en niet echt de vakken waar zij steun (of uitdaging) nodig hebben. Ik denk soms dat sportschool en bijbaantje voorgaan. De verdieping en verrijking mis ik een beetje. Maar de omstandigheden waren natuurlijk ook moeilijk door covid. Het kost denk ik tijd om leerlingen hier volwassen in te maken, dat het hen lukt om inhoudelijk te kiezen wat goed is voor henzelf.”
Het vraagt meer van docenten en mentoren, ziet hij: “Eigenlijk moet je elke leerling apart ondersteunen in de keuzes.” Als docent is een lesblok van 80 minuten wél prettig werken: “Je hebt de tijd voor dingen. Het is rustiger. Je kunt verschillende werkvormen gebruiken. Bij een les van 50 minuten had je vaak maar 40 minuten efficiënte lestijd, dat was krap. Dus het heeft zeker ook voordelen.”
Tips voor de mr
- Vraag door. Waarom is dit goed voor leerlingen? Wat vinden zij ervan? Wat doe je met leerlingen die dit niks vinden?
- Wat heeft het personeel nodig? Wat schrapt de school om nieuwe dingen te kunnen doen?
- Zit er in de formatie extra ruimte? Zijn de gespaarde reserves in te zetten voor de verandering of koopt de school tijd, rust en ruimte voor het nieuwe concept door kort met verlies te draaien?
- Vraag om een realistische planning met mensenuren en een tijdpad. Iedereen moet het licht aan het eind van de tunnel kunnen zien.