Samenwerking: ‘Bij gmr moet iedereen terecht kunnen’

Hoe zorg je dat de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad een goede afspiegeling is, als er bijna vijftig scholen onder één bestuur vallen? “Als je van elke school iemand in de gmr wilt, wordt het een soort Poolse landdag: onwerkbaar.”

Tekst Anka van Voorthuijsen - - 6 Minuten om te lezen

336x336_infomr_personeel1

De Wet medezeggenschap op scholen stelt geen eisen aan de omvang van een gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. Wél aan de samenstelling natuurlijk: er moeten, net zoals in de mr, personeelsleden en ouders in zitten en in het voortgezet onderwijs ook leerlingen. “Maar constructief vergaderen met vijftig mensen, dat wordt waarschijnlijk niks”, zegt Marcel Koning, beleidsadviseur medezeggenschap bij de Algemene Onderwijsbond. “Ik vind twintig personen eigenlijk wel het maximum voor een werkbare vergadering.”

Denk aan afspiegeling en draagvlak

Kijk naar de bedoeling van medezeggenschap, zegt hij. “Het is belangrijk om vanuit alle onderdelen van een scholengemeenschap input te krijgen; wat speelt er, wat gaat er goed, wat kan er beter? Kan iedereen terecht bij de gmr? Het gaat bij de gmr om bovenschoolse zaken. Er moet draagvlak voor besluiten zijn. Als breed in de organisatie een voorgenomen besluit verstandig wordt gevonden, is er vaak ook de wil om mee te werken aan de uitvoering ervan.”

Zorg voor een reële afspiegeling, adviseert hij. “Als er tien scholen onder een bestuur vallen en er zijn er maar twee vertegenwoordigd in de gmr, vind ik dat ook nogal mager. Het gaat erom dat je wel contact hebt met wat er op alle scholen gebeurt.” Maar regels voor die afspiegeling zijn er dus niet. Marcel Koning: “Alleen dat je jullie keuzes vastlegt in je eigen reglement.”

Specialiseer of werk met klankbordgroepen

Kijk bij het maken van die afspraken over de gmr-samenstelling dus óf en hoe de scholen onderling verschillen, adviseert hij. Zorg voor een goede verdeling per schooltype: vmbo, havo, vwo. Zorg dat zowel onderwijspersoneel als oop’ers vertegenwoordigd zijn. Kijk naar de verschillende regio’s: je wilt waarschijnlijk een goede afspiegeling. Zorg dat elk gmr-lid contactpersoon is voor een aantal scholen en bijvoorbeeld de mr’s daarvan bezoekt. Je kunt ervoor kiezen om leden voor de gmr te zoeken die een bepaalde specialisatie hebben, bijvoorbeeld financiën of personeelsbeleid. “Maar je kunt voor speciale thema’s ook weer aparte klankbordgroepen instellen met mensen die niet per se in de gmr hoeven te zitten, maar wel verstand hebben van een bepaald onderwerp.”

Inspraak komt natuurlijk niet alleen via medezeggenschappers: “Je moet streven naar bredere participatie, dat is ook één van de gedragsankers in het advies goede medezeggenschap, dat ook wordt gedragen door organisaties als de PO- en de VO-raad. Een verstandig schoolbestuur realiseert zich dat het om draagvlak gaat en kan een extra potje instellen om de leden van zo’n klankbordgroep te faciliteren.”

Kader: Zo werkt het in de praktijk

Jeroen Blom is voorzitter van de gmr van Ons Middelbaar Onderwijs (OMO) waar meer dan zeventig scholen (ongeveer 35 brinnummers) in Noord-Brabant bij horen. De gmr bestaat uit twintig leden.

“Afspraak bij ons is dat je in een mr moet zitten om in de gmr te komen. Dat geldt voor zowel leerlingen als ouders en personeel. Van elke school mag er één personeelslid, één ouder, één leerling in de gmr zitten. Er zijn dus altijd minimaal tien scholen rechtstreeks in de gmr vertegenwoordigd. De mr-leden van de scholen kiezen ouders en leerlingen voor de gmr.

Naast de mr’s van de scholen en de gmr hebben wij een platform voor de personeelsgeleding. Van elke school zitten daar twee pmr-leden in. In de praktijk komen de pgmr-leden voort uit dit platform. Zes keer per jaar is er een speciale bijeenkomst voor alle platformleden. Idealiter zou elke school daar dus met twee personen vertegenwoordigd zijn. Op die bijeenkomsten vindt het gesprek plaats tussen de pgmr en de pmr -leden van alle scholen.

Als pgmr bezoeken we jaarlijks een aantal personeelsleden van medezeggenschapsraden op OMO-scholen, zeker degenen die niet vertegenwoordigd zijn in de gmr. We willen natuurlijk weten hoe onze besluiten en plannen ‘landen’ op alle scholen. Ook om die informatie mee te nemen in onze gesprekken met bestuurder en toezichthouder.

Communicatie is altijd een heikel punt: we hebben een intranet, nieuwsbrieven, gebruiken MR-Centraal als archief zodat alle mr-leden alle vergaderstukken van de gmr kunnen zien. Er is een actieve OMO-leerlingenraad, die hebben een eigen insta-account en organiseren pizzapanels. Zij hebben eigen studiedagen. We doen er alles aan om gevoel te houden met de achterban, maar soms merk je toch dat het extra aandacht nodig heeft.”

Cor Verbree-Geerman is voorzitter van de gmr voortgezet onderwijs van Lucas Onderwijs, 33 scholen voor voortgezet onderwijs in drie regio’s in en om Den Haag. De gmr vergadert 6 keer per jaar.

“Elke regio heeft een eigen ‘regioraad’, die komt vier keer per jaar bij elkaar. Die regioraden hebben geen formele zeggenschap. Maar ze zijn een goede tussenlaag tussen school-mr en gmr. De leden van de gmr moeten allemaal in een school-mr zitten. Onze gmr heeft zestien leden. Acht zetels voor personeelsleden, waarvan er altijd één zetel voor een oop’er is, een zogeheten kwaliteitszetel. Dat hebben we vastgelegd in ons huishoudelijk reglement. Elk van de drie regio’s vaardigt een aantal personeelsleden af naar de gmr. De grootste regio vier, de anderen elk twee.

De regioraden zijn een belangrijk klankbord: je moet zoeken naar verbinding, onafhankelijk van personen. In alle lagen van de organisatie moet de overdracht en nieuwsdeling goed zijn georganiseerd. Je kunt wel zeggen: alles staat op intranet, maar als je daar een document ziet met een paar honderd pagina’s stopt iedereen natuurlijk direct met lezen.”

De communicatie is altijd een speerpunt en een probleem. Welke informatie moet er vanuit de gmr naar de mr’s en andersom? Dat loopt nu vooral via de regioraden. Voor scholen die een personeelslid in de gmr hebben, loopt het natuurlijk soepeler. Het is bijzonder: al onze scholen liggen eigenlijk heel dicht bij elkaar, je fietst er bij wijze van spreken zó naartoe. Maar de informatie op de goede plek krijgen, blijkt toch niet mee te vallen.”

Ronald Boedhoe is voorzitter van de gmr primair onderwijs bij Lucas Onderwijs, daar horen 47 scholen bij.

“De gmr bestaat uit twaalf leden, we hebben nu één vacature. We vergaderen zes keer per jaar, waarvan twee keer een ambitiegesprek met de raad van toezicht. Onze scholen zijn verdeeld over zes (geografisch georganiseerde) clusters, elk cluster levert 1 personeelslid en 1 ouderlid. Die hoeven niet in de school-mr te zitten. Dat betekent dat de communicatie tussen gmr en mr’s wel meer aandacht nodig heeft, we zijn ermee bezig. We hebben nu alle e-mailadressen van de 47 mr’s: dat was al best een klus om die allemaal binnen te krijgen. We willen meer worden gevoed vanuit de mr’s, Als gmr niet alleen zenden, maar ook ontvangen en actief om feedback vragen. Daar zijn die e-mailadressen natuurlijk belangrijk voor: die zijn niet van personen, maar van de mr. Als wij gevoed worden vanuit de mr’s kunnen we zien: speelt dit alleen op één school, of is dit breder. Waar hebben de mr’s behoefte aan, wat willen zij van ons weten. Je hoort nu wel in de wandelgangen: wat doet die gmr eigenlijk? Dus daar willen we wel actief mee aan de slag.”

Tips voor gmr-leden in grote organisaties

  • Zorg dat je de e-mailadressen hebt van alle school medezeggenschapsraden, niet van personen, want die wisselen.
  • Organiseer meerdere keren per jaar een gezamenlijke bijeenkomst aan de hand van een thema.
  • Maak elk gmr-lid contactpersoon voor een aantal school mr’s en spreek af dat je daar als contactpersoon ook langs gaat, zeker als een school niet in de gmr is vertegenwoordigd.
  • Een ‘tussenlaag’ in de vorm van bijvoorbeeld regioraden kan handig zijn, ook al hebben die formeel geen zeggenschap.