Pilot? Wees er op tijd bij

Elke directeur wil graag af en toe het onderwijs vernieuwen. Soms om meer leerlingen te trekken, soms vanwege voortschrijdend inzicht over hoe het beter kan. Hoe wordt de mr daarbij betrokken of hoe wordt de medezeggenschap juist soms omzeild?

Tekst Anka van Voorthuijsen - - 4 Minuten om te lezen

Nieuwe ideeën over het onderwijs? Dan betrek je daar als directie natúúrlijk de mr bij, zegt Reinout Jaarsma, adviseur medezeggenschap bij de Algemene Onderwijsbond. “Idealiter moet er een invoeringsplan komen. Wat kost het, wat betekent het voor de formatie. Dat heeft wel tijd nodig voor je er mee kunt beginnen.” Die tijd nemen directies lang niet altijd, merkt Kees Jansen, jurist bij Verus (organisatie voor christelijk en katholiek onderwijs). Het komt bijvoorbeeld voor dat het mogelijk is om extra geld te krijgen, voor onderwijskundige experimenten. “Dan hoor ik wel dat een directeur zegt: ik vraag het alvast aan, want anders is de aanvraagtermijn verstreken en dan lopen we dat extra geld mis. Jullie advies komt daarna dan wel. We kunnen altijd nog besluiten om dat experiment níet te doen, mocht de mr tegen zijn.”

Pas op, waarschuwt AOb-rayonbestuurder Perry van Liempt: “Een pilot is bijna nooit een pilot in het onderwijs.” Zijn collega AOb-rayonbestuurder Philippe Abbing beaamt: “Dan heet het: we doen een pilot met het havo-team en voor je het weet ben je twee of drie jaar verder en is het gewoon on-going business. Dan is er helemaal geen weg meer terug.”

Geldgestuurd

Zo’n pilot kan een manier zijn om de instemming van de mr te omzeilen en veranderingen snel door te voeren of door te duwen, omdat voor een proef of experiment geen instemming van de medezeggenschap is vereist. Vaak zijn zulke pilots vooral geldgestuurd, ziet Abbing. “Een plannetje staat soms op minder dan een A4’tje omschreven en de mr hoort: maken jullie je geen zorgen, er is extra geld voor. Maar je verandert de school wel door zulke vernieuwingen. En zo’n plan komt vaak niet uit de docenten zelf, terwijl die wel de uitvoering moeten doen en met de gevolgen te maken krijgen.”

Wat zijn de harde doelen van zulke experimenten, dat moet je als mr willen weten

Het zijn tegelijkertijd vaak inhoudelijk interessante onderwijsconcepten, zegt Abbing. “Havisten competent: prima natuurlijk. Of Elos: waarbij leerlingen werken aan het ontwikkelen van internationale competenties. Kun je zo subsidie voor aanvragen als school. Goede dingen, op zich. Maar het zijn natuurlijk wel veranderingen en experimenten die je uitgebreid met het team en in de mr moet bespreken. Wat zijn de harde doelen van zulke experimenten, dat moet je als mr willen weten.

En wat doe je als het experiment niet slaagt?” Hij chargeert nu wel, zegt Abbing: “Maar het is toch soms zo dat de directeur op cursus is geweest en dat alles de volgende dag dan anders moet. En bij zo’n experiment staat de mr dan buitenspel.”

Profileren

Het kan natuurlijk belangrijk zijn om je als school anders te profileren, een wens die bij veel managers leeft en die zij wat graag werkelijkheid maken. Dat wordt bovendien steeds makkelijker. Het project ‘regelluwe scholen’, aanvankelijk alleen bestemd voor scholen met het predicaat excellent, is sinds enige tijd toegankelijk voor scholen die ‘goed’ scoorden bij de Inspectie. Meedoen aan het project (dat inmiddels vol zit) levert op zich geen geld of subsidie op, maar de school kan ermee pronken op de eigen website.

Het is begrijpelijk dat het ministerie de verantwoordelijkheid voor vernieuwingen bij de scholen zelf wil leggen. Dat past bij de gewenste autonomie van scholen. Zij kennen de eigen populatie het best, weten wat er nodig is in een omgeving en zijn op de hoogte van de capaciteiten van het team. Het ministerie hoopt op experimenten die de doelmatigheid of kwaliteit van het onderwijs ten goede komen, wat tot een aanpak leidt die bij bewezen succes later breder ingevoerd kan worden.

Abbing wijst op de gevolgen die eerst in de mr aan de orde moeten komen: “Als personeel krijg je soms te maken met een andere manier van lesgeven, dat vraagt weer andere competenties van jou als docent. Je wordt misschien meer een coach. Het taakbeleid verandert, de werktijden veranderen, de lestabel verandert soms: dan komen er projectlessen in plaats van een uurtje wiskunde of Engels. Het zijn onderwerpen waar de personeelsgeleding grote belangen bij heeft en waar instemmingsrecht geldt voor de hele mr. Er valt voor de mr-leden veel over te zeggen, maar die kans krijg je nu niet. Zeker niet op tijd.”
Ouders en leerlingen hebben over sommige veranderingen natuurlijk ook wat te zeggen. “De eerste vraag van de mr moet altijd zijn: u wilt die pilot. Waarom en wat gaat er daardoor veranderen?”