Opinie: inhaken op lerarentekort en krimp. Plan voorbij je horizon
Kijk voorbij de belangen van de eigen school en regio naar de effecten van bevolkingskrimp en het lerarentekort, bepleiten AOb-rayonbestuurder Philippe Abbing en journalist Miro Lucassen. Richt de blik verder dan de gebruikelijke periode. Er valt over de toekomst van het onderwijs zeker tien jaar vooruit te denken en te plannen, zowel voor de bestuurders als in de medezeggenschap.
De media staan vol van het groeiende lerarentekort: over 10 jaar zijn er 10.000 leerkrachten te weinig. Als er niets verandert, is er geen menskracht meer voor het onderwijs zoals we dat nu geven. De urgentie is al groot in het primair onderwijs, vooral in de grote steden in het westen van het land. Tegelijkertijd krimpt in het noorden, oosten en zuiden van het land de bevolking, zakt het aantal leerlingen terug. Daar gaan scholen dicht en is er voor de leerkrachten niet altijd meer werk. De AOb zit hier aan tafel om over sociale plannen te spreken en ontslagen te voorkomen. Aan welke zijde van deze verstoorde balans in het onderwijs een school ook zit, de medezeggenschapsraad heeft er direct mee te maken. Dat begint bij bevoegdheden als instemming met het formatieplan en adviesrecht over de begroting, maar veel belangrijker zijn de verwachtingen voor de toekomst, de basis voor strategische beleidskeuzes. Scholen kijken helaas vaak niet verder dan de komende vier jaar, de korte termijn, terwijl het best mogelijk is zinnige beslissingen te nemen met het oog op de komende tien jaar.
12 jaar vooruit
De toekomst van elke school is afhankelijk van het aantal leerlingen, maar welk getal telt? Het onderwijs kent allerlei prognosemodellen die op basis van hun eigen aannames kunnen leiden tot zeer verschillende uitkomsten. De grootste onzekerheid is het aantal kinderen dat nog geboren moet worden, maar ook migratie en verhuisgedrag spelen een rol. De mr kan leerlingenaantalprognoses krijgen van de Dienst Uitvoering Onderwijs van het ministerie van OCW, van het arbeidsmarktfonds Voion, van de gemeente en soms ook van het eigen bestuursbureau. Scholen voor voortgezet onderwijs hebben het voordeel dat ze navraag kunnen doen bij de collega’s in het primair onderwijs in hun omgeving. Het is niet vreemd om tot twaalf jaar vooruit te willen kijken: de baby’s die nu worden geboren, zijn over twaalf jaar toe aan de stap van de basisschool naar het voortgezet onderwijs.
Hoe noodzakelijk het is om deze prognoses te kennen, blijkt uit een recente brochure van Achterhoek VO over de daling van het aantal leerlingen. De Achterhoek is een van de regio’s waar de bevolking fors krimpt als gevolg van vergrijzing en afname van het aantal geboortes. Vrijwel alle andere delen van het land staat hetzelfde te wachten, blijkt uit de tabellen in de brochure, die gebaseerd zijn op bevolkingscijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Er worden veel minder baby’s geboren dan er nu aan 12- en 15-jarigen rondlopen. Migratie uit binnen- en buitenland dempt deze daling nauwelijks. Een optimist kan denken dat het lerarentekort zichzelf oplost doordat er straks minder scholieren zijn, maar er is een getal dat nog sneller afneemt: het aantal bevoegde docenten. De aanwas van nieuw personeel is te klein om het gat van pensionering op te vangen, en het helpt evenmin dat andere sectoren onderwijspersoneel weten te verlokken tot een overstap naar een baan met betere arbeidsvoorwaarden.
Schijnconstructies
Scholen hebben er belang bij hun zittende personeel te koesteren en nieuwe leerkrachten te werven, maar de praktijk is anders. Veel onderwijsbesturen houden uit vrees voor de verantwoordelijkheden van het werkgeverschap krampachtig vast aan de zogenaamde flexibele schil, een mooi woord voor aanstellingen die de leerkracht weinig toekomst beloven. Soms is wel 15 procent in dienst op deze tweederangs arbeidsvoorwaarden. Het gaat om schijnconstructies met tijdelijke aanstellingen, projectaanstellingen of vervanging, zo lang mogelijk tot een volgende flexkracht het stokje overneemt. Goed functionerende collega’s krijgen geen baan aangeboden, maar worden hooguit doorgespeeld naar een ander schoolbestuur voor een volgende flexfunctie. Het risico dat deze besturen willen vermijden bestaat: als de school verder krimpt dan voorzien, kan er over een aantal jaren te veel personeel in dienst zijn. Mochten er dan ontslagen nodig blijken, dan kost dat geld. De sterke sturing op dit ene financiële risico vergroot echter andere problemen: een instabiele formatie, tekort aan zeldzame vakkennis en mogelijk minder betrokkenheid bij collega’s die weten dat ze elk moment hun aanstelling kwijt kunnen zijn. Als de mr het onder deze omstandigheden over formatieplanning heeft, is dat eigenlijk een spelletje roulette.
Bevoegdheden
Ook in goede omstandigheden is formatieplanning niet eenvoudig. Het eerstvolgende schooljaar valt nog wel te overzien: de bestaande afspraken en bezetting, aangepast aan de nieuwste ontwikkelingen en inzichten. Hoe verder in de toekomst er planning gewenst is, des te onzekerder de omstandigheden en des te algemener de voornemens. In het primair onderwijs gaat het er vooral om het personeelsbestand in de pas te houden met het aantal leerlingen, in principe zijn alle collega’s inzetbaar op alle groepen. In het voortgezet onderwijs met zijn reeks vakken spelen uiteenlopende bevoegdheden en niveaus mee, wat de planning complexer maakt. Alle scholen kunnen voorzien wanneer er een vacature ontstaat doordat een collega met pensioen gaat, en voor welk vak er dan een nieuwe kracht nodig is. Bespreek deze informatie als medezeggenschappers met de overlegpartner zodat jullie op basis van vraag en aanbod een beter beeld van de toekomst krijgen. En denk aan verrassende oplossingen voor problemen die je ziet opdoemen, zoals een overschot aan leerkrachten geschiedenis bij een tekort aan collega’s wiskunde. Er bestaan besturen die geschiedenisleerkrachten wisten te motiveren om een opleiding wiskunde te gaan doen. Dat is een mooie ontwikkeling, met het logische advies om zoiets tijdig in gang te zetten.
Samenwerking
Beleid ontwikkelen voor de lange termijn betekent risico’s accepteren, als bestuur en als mr. Je stuurt de ontwikkelingen voor een periode die langer duurt dan je eigen zittingsperiode, en dat kan er weleens minder goed uitzien op de korte of middellange termijn. Niet veel besturen zijn hier actief en bewust mee bezig. Daar ligt een kans voor de personeelsgeleding in de mr. De achterban rekent erop dat leerkrachten en ondersteunend personeel hun hele werkzame leven in het onderwijs kunnen doorbrengen. Zij willen weten wat hen daarbij te wachten staat. De pmr kan erop sturen dat personeelsbeleid hier rekening mee houdt.
Effectief en zorgzaam personeelsbeleid in tijden van krimp moet niet bang zijn voor bestuurlijke samenwerking. Besturen kunnen samen optrekken bij de werving van personeel, het opzetten van arbeidspools en verdergaande samenwerking. Om goede en gekwalificeerde docenten te behouden zullen besturen uitwisseling moeten bevorderen en gezamenlijk de verantwoordelijkheid dragen. Concreet: een goed functionerende docent krijgt bij geschiktheid een baan aangeboden, met de mogelijkheid dat deze leraar als gevolg van ontwikkelingen in het leerlingenaantal ook op andere scholen ingezet wordt, bij andere besturen. Dat is niet vreemd: het bestuur OMO in Brabant is een van de organisaties met een dergelijke regeling in de eigen cao.
Het lerarentekort hangt nu als een onweerswolk boven ons hoofd, laat dat niet jarenlang zo blijven en ga als medezeggenschapsraad actief aan het werk om jezelf een beter beeld van de toekomst voor jouw school te krijgen. Verlaat het eilandje van de eigen organisatie en bouw bruggen naar andere onderwijsinstellingen. Bedenk samen slimme maatregelen om in te spelen op de lange termijn en zie de urgentie veranderen, met vaak als verrassende uitkomst dat de risico’s afnemen.
Zichtbaar en onzichtbaar tekort
In het primair onderwijs is het lerarentekort direct merkbaar: kinderen worden naar huis gestuurd, besturen voeren vierdaagse schoolweken in, klassen worden gecombineerd, ouders trekken aan de bel.
In het voortgezet onderwijs gaat het anders. Daar neemt het verborgen lerarentekort toe, kwalitatieve frictie. Het ontbreekt dan aan leraren met een specifieke bevoegdheid, bijvoorbeeld Duits of wiskunde. Daar worden dan oplossingen voor gezocht als online cursussen, digitaal onderwijs of het vak schrappen uit het aanbod. Dat is niet direct zichtbaar voor de buitenwereld en besturen lopen er niet mee naar de media om hun nood te klagen.