Ongelijke ondersteuning
Er is veel te veel onduidelijk rond de besteding van het geld voor passend onderwijs, zegt Cornee Hoogerwerf, beleidsmedewerker bij de Algemene Onderwijsbond.
“Er zijn grote verschillen tussen de verschillende samenwerkingsverbanden. Een kind met dezelfde ondersteuningsbehoefte kan in het ene swv beduidend meer geld voor ondersteuning krijgen dan bij een ander swv. Die kansenongelijkheid, dat kan echt niet.”
Hoogerwerf gaf een workshop op het AOb-medezeggenschapscongres Professionele Ruimte, in juni van dit jaar. De aanwezigen, soms zelf lid van een ondersteuningsplanraad, gaven allemaal aan dat ze ‘geen idee’ hebben hoeveel geld er binnenkomt bij hun swv en wat daar precies mee gebeurt. Een opr-lid: “Ik weet niet hoeveel geld er is bij het swv. Het wordt bij ons per leerling verdeeld en als een school niet uitkomt moeten ze een rekening indienen bij het swv.” Hoogerwerf: “Er is geen gestandaardiseerde en uniforme manier waarop swv’s inkomsten en uitgaven moeten verantwoorden. Dat kan toch niet?”De AOb adviseert (g)mr-leden om meer duidelijkheid te eisen van het samenwerkingsverband, waar het geld naartoe gaat en hoeveel er precies wordt uitgegeven en waaraan en wat de reserves zijn. Hoogerwerf: “Je kunt gewoon eisen dat het samenwerkingsverband uitlegt hoe de verdeling van de middelen in elkaar steekt. Je moet het als medezeggenschapper toch allemaal kunnen begrijpen?”
Verschenen in infomr 3/2018