Geschil? Dat moet echt simpeler

Er is iets grondig mis met de geschillenprocedure rond medezeggenschap op scholen: in ruim 40 procent van de gevallen kwam er over een over meer geschilpunten geen inhoudelijke uitspraak. Dat komt door vormfouten en andere procedurele belemmeringen. De wetgeving over geschillen moet daarom veranderen, adviseert het Expertisecentrum van Onderwijsgeschillen op basis van onderzoek door juriste en medezeggenschapsexpert Joke Sperling.

Tekst Miro Lucassen - - 6 Minuten om te lezen

336x336_infomr_personeel1

Als de medezeggenschapsraad en het bevoegd gezag het niet eens kunnen worden, moet iemand de knoop doorhakken. Dat kan ‘vanzelf’ doordat de mr zich mokkend bij een besluit van het bevoegd gezag neerlegt zonder verdere stappen te ondernemen. Het kan ook door een uitspraak te vragen aan de Landelijke Commissie voor Geschillen WMS die bij wet is ingesteld om conflicten te beslechten.

Tachtig conflicten behandelde de commissie tussen 1 januari 2017 en 1 april 2024. In 37 gevallen, ruim 40 procent, kwam er geen inhoudelijke uitspraak over een of meer van de geschilpunten. De meest voorkomende oorzaken: de mr of het bevoegd gezag had de verkeerde procedure gevolgd, het onderwerp viel niet onder de bevoegdheden van de commissie, of een tijdslimiet gooide roet in het eten.

Zo’n afloop is uitermate ongelukkig voor medezeggenschappers die willen weten waar ze aan toe zijn. De stap naar de geschillencommissie kent voor veel mr’s een hoge drempel: liever blijven ze overleggen dan een formele procedure aan te spannen. Het is ontmoedigend als zo’n procedure dan ook nog eens nergens toe leidt, of tot een uitspraak op basis van formele regels in plaats van op inhoud.

Waarom zo complex?

De Wet medezeggenschap op scholen kent een aparte geschillenregeling omdat de medezeggenschapsraad niet naar de gewone rechter kan stappen. De mr is als onderdeel van de school namelijk geen zelfstandig rechtspersoon. De wetgever vindt geschillenprocedures eenvoudig, af te wikkelen valt zonder professionele rechtsbijstand. Dat is niet de ervaring bij medezeggenschapsgeschillen. Daar verschijnen zowel de mr als het bevoegd gezag vrijwel altijd met een gespecialiseerde advocaat op de zitting.

De bijzonder gedetailleerde wetgeving rond medezeggenschapsgeschillen maakt het ingewikkeld om procedures correct te volgen, analyseert Sperling in haar rapport. Zelfs met ondersteuning door juristen komt het voor dat partijen de verkeerde wetsartikelen inroepen. De geschillencommissie vindt dat ze zo’n vergissing niet mag corrigeren en verklaart het verzoek vervolgens ‘niet ontvankelijk’.

Als de mr of het bevoegd gezag de verkeerde procedure heeft gevolgd, is er ook geen manier meer om alsnog de juiste weg te bewandelen. Vrijwel alle geschillen moeten worden aangespannen binnen zes weken na het besluit of advies waar het om gaat. Die zes weken zijn allang verstreken bij een eerste uitspraak. Dat maakt een tweede procedure kansloos.

Er bestaan momenteel vier types geschillen:

  •     Instemming: als de mr niet instemt met een voorgenomen besluit, kan het bevoegd gezag een geschil aanspannen.
  •     Advies: als het bevoegd gezag een advies van de mr niet opvolgt, kan de medezeggenschapsraad een geschil aanspannen.
  •     Naleving: als een van de twee partijen niet voldoet aan wettelijke verplichtingen, kan de andere partij een geschil aanspannen.
  •     Inhoud reglementen en statuten: om een medezeggenschapsstatuut of -reglement vast te stellen, is instemming nodig van tweederde van de mr-leden. Worden bevoegd gezag en mr het daar niet over eens, dan kan het bevoegd gezag naar de geschillencommissie.

In deze jungle zijn adviesgeschillen extra problematisch wanneer het bevoegd gezag helemaal geen advies heeft gevraagd. Dan moet de mr een geschil aanspannen mét een eigen advies, alsof het bevoegd gezag daar wel om had gevraagd. Dat is vaak ondoenlijk, omdat de mr geen informatie heeft over het besluit – er is immers geen advies gevraagd. Een bevoegd gezag dat de medezeggenschapsbepalingen over advies negeert, kan daarmee wegkomen. Het adviesrecht wordt in zulke verhoudingen bijna tenietgedaan door de geschillenregeling, stelt Sperling.

Wat kan er beter?

  •     Maak het minder ingewikkeld om een geschil aan te spannen, is de kern van het advies van het Expertisecentrum. Leg de keus voor het type geschil niet bij de mr en bevoegd gezag, maar laat de commissie kennisnemen van elk type geschil tussen de twee. De commissie kan dan een bemiddelingsvoorstel doen of zelf bepalen welk deel van de wet van toepassing is. Zo is te voorkomen dat aanvragen sneuvelen omdat door mr of bevoegd gezag het verkeerde type geschil is gekozen.
  •     Geef de commissie ook de ruimte om een voorlopige voorziening te treffen tijdens de procedure. Dat kan van belang zijn om voldongen feiten te voorkomen, zoals het sluiten van een school terwijl de behandeling van het geschil nog loopt.
  •     Laat de commissie ook enkele kwesties behandelen die van belang zijn voor ouders en andere belanghebbenden. Zij mogen nu niet naar de geschillencommissie stappen, terwijl dat wel relevant kan zijn als een school bijvoorbeeld weigert een mr in te stellen. Ook bij verkiezingen, communicatie, reglementen en statuten is de kring van belanghebbenden groter dan de mr en het bevoegd gezag. De grens ligt bij zaken over de rechten en bevoegdheden van de mr: daar moeten derden zich niet mee bemoeien, oordeelt het advies.
  •     Houd bij de termijnen voor het indienen van geschillen rekening met de schoolvakanties. De nu beschikbare zes weken om een procedure aan te spannen is kort voor mr’s, die vaak slechts eenmaal per maand bijeenkomen. Als de zomervakantie voor de deur staat, is het nog lastiger om er op tijd bij te zijn.
  •     De commissie kan nu al zich minder strikt opstellen bij het beoordelen van ontvankelijkheid door zelf het juiste type geschil toe te passen, in afwachting van verbeterde wetgeving.

Wanneer is het zo ver?

Wetgeving veranderen duurt lang, zelfs al staat in het advies een kant-en-klare vervangende tekst. Het Expertisecentrum van Onderwijsgeschillen gaat ermee de boer op bij het ministerie van OCW, waar een formeel voorstel tot wetswijziging vandaan moet komen. Dan is er de parlementaire behandeling en de afkondiging, wat al snel een jaar in beslag neemt. In een zeer voorspoedig scenario gaat de verbeterde toegang tot geschillen in bij het begin van schooljaar 2025/2026, maar een jaar later is realistischer.

Wat kunnen medezeggenschappers intussen doen als er een geschil opdoemt?

Joke Sperling: “Voordat je een geschil overweegt bij de commissie, lees niet alleen het eigen reglement door, maar ook de geschillenregeling in de Wms. Daarin staan soms extra voorwaarden waaraan de mr moet voldoen. Bijvoorbeeld bij een instemmingsgeschil moet de mr binnen zes weken de nietigheid van het besluit inroepen, ook al heeft de mr geen instemming verleend. Doet de mr dat niet, dan is het besluit automatisch geldig. Bij geschillen over het niet-vragen van advies, geef heel duidelijk aan waarom het moeilijk of onmogelijk is om toch advies te moeten geven. Dat kan soms tot gevolg hebben dat de commissie oordeelt dat het besluit niet in stand kan blijven. En twijfel je of een conflict onder de geschillenregeling van de Wms valt, kijk dan in het medezeggenschapsreglement. De Wms schrijft namelijk voor dat in het reglement een procedure moet worden opgenomen ‘voor de beslechting van geschillen tussen het bevoegd gezag en de mr waarvoor de Wms niet in een geschillenregeling voorziet’. In de meeste reglementen staat dat de commissie ook dan bevoegd is. Verwijs daarnaar bij de commissie.”