Eerst de zaken op orde, dan vrij taakbeleid

Op veel vo-scholen wordt gedacht over mogelijke veranderingen in het taakbeleid. Vaak staat een ontwikkeling richting een vrijer taakmodel op de agenda. In theorie betekent dat meer zeggenschap voor docenten en teams bij het verdelen van taken, maar er zitten addertjes onder het gras. “Draagt jouw bestuurder de verantwoordelijkheid echt over? Het draait om autonomie.”

Tekst Anka van Voorthuijsen - - 7 Minuten om te lezen

336x336_infomr_taakbeleid2

Wie volgend schooljaar wil starten met ander taakbeleid, moet daar nu al volop mee aan de gang zijn, zegt Perry van Liempt, rayonbestuurder zuid bij de AOb. “We merken dat er soms wat te korte slagen worden gemaakt. Volgens de cao voortgezet onderwijs moeten inhoud en omvang van de taken worden besproken met de personeelsgeleding van de mr of gmr en er is natuurlijk instemming nodig. Die stap wordt nogal eens overgeslagen. Dan is het van: dit zijn de taken die we met z’n allen gaan doen en de rest wordt besproken met het team.” Niet best, vindt Van Liempt. “Er moet een rem zijn waar je als werknemer op kunt gaan staan voordat de taken in teams worden verdeeld of je van een teamleider te horen krijgt welke taken je moet gaan doen. Je moet aan de bel kunnen trekken als de werkbelasting te hoog wordt. Dus het is echt belangrijk dat de pmr zich uit kan spreken over veranderingen in het taakbeleid.”

Uurtje factuurtje

Met het vrije taakbeleid zou de ‘urencultuur’ op school worden doorbroken, stellen pleitbezorgers van een vrijer taakmodel. Ook van Liempt erkent dat al dat rekenen met taakuren en opslagfactor niemand blij maakt. Maar ‘uurtje-factuurtje’ zit helemaal in ons onderwijssysteem gebakken, zegt Fred Ruijling van adviesbureau PentaRho, dat veel verandertrajecten in het onderwijs begeleidt, ook op het gebied van taakbeleid. “In de cao vo zitten veel aspecten die draaien om verantwoording van uren. Dat is het kenmerk van het systeem. Het gaat om een normjaartaak bij fulltime aanstelling van 1659 uur, om een maximale lestaak van 720 uur, om 50 uur ontwikkeltijd, om 83 uur voor persoonlijke deskundigheidsbevordering. Iedereen in het onderwijs is gevormd, of gedeformeerd zou je bijna kunnen zeggen, om zo in uren te denken.” Ruijling ziet dat velen het anders willen: “Maar tegelijkertijd is er bij het personeel, begrijpelijk, vaak ook behoefte aan zekerheden en verantwoording.” Dat ziet Perry van Liempt van de AOb net zo: “Het gaat uiteindelijk wél om gewerkte uren. Aan uren tellen ontkom je eigenlijk niet.” “Op een moderne school wil je dat de verantwoordelijkheid rondom alle taken meer bij de leraren komt te liggen”, zegt rayonbestuurder Oost Philippe Abbing van de AOb. Het vrije taakbeleid lijkt goed bij die verantwoordelijkheid te passen en zo’n systeem heeft inderdaad van alles in zich waar organisaties in deze tijd om vragen, zegt ook Fred Ruijling. “Het gaat om eigenaarschap, om professionalisering, om vertrouwen in elkaar. Dat zijn waardes die goed passen bij het vrije taakmodel, dat draait om samenwerken in teams en het collectief verdelen van taken en lessen.”

Taakbeleid-light

Ruijling ziet wel heil in een soort stappenplan, waarbij de school begint met ‘taakbeleid-light’. In die fase maakt het team alleen over het onderdeel vrije taakruimte onderling afspraken. “Daarover zou je als team af kunnen spreken: we hebben het daarbij niet over uren, we verdelen dat hele pakket in vertrouwen. Dat kan een begin zijn en als het goed werkt en het vertrouwen in elkaar groeit, dan kan dat worden uitgebouwd op weg naar een uitgebreider vrij taakbeleid.” Zo’n stapsgewijze verandering vraagt al veel vertrouwen in elkaar, zegt Ruijling. “Je moet onderling durven bespreken: voor wie is dit te zwaar en wie kan er nog iets bij hebben? Soms kan het op papier wel lijken alsof je te zwaar belast bent, maar dat hoeft niet per se. De één vindt plannen een fluitje van een cent, de ander heeft daar veel moeite mee. Dan draag je samen verantwoordelijkheid en is er sprake van collectief eigenaarschap en kijk je als team samen naar verdeling van taken en werkdruk.”

Professioneel statuut

Zonder goed professioneel statuut is een vrij taakmodel eigenlijk niet werkbaar, vindt de AOb. Er moet bij de docenten eerst zeggenschap zijn over vakinhoud, didactiek, pedagogiek en het beoordelen van prestaties van leerlingen. Abbing: “Pas wanneer zeggenschap over het onderwijs goed geregeld en geborgd is, kan de zeggenschap over het vrije taakbeleid vormgegeven worden.” Ook moet dat procedureel goed geregeld worden, benadrukt Abbing. Wanneer de schoolbestuurder het voorstel doet over te stappen van een geregeld naar een vrij taakmodel, dan is eerst de medezeggenschap aan zet. Als de mr heeft ingestemd met de systeemwijziging, moet die worden voorgelegd aan de lesgevende docenten. Als twee derde van de docenten heeft ingestemd is het nieuwe systeem van kracht en kan het vrije taakmodel inhoudelijk worden uitgewerkt.

Echte autonomie

Abbing waarschuwt: “Let op dat het niet om het verdelen van de schaarste gaat. Je kunt als schoolleiding niet zeggen: we willen van alles, en jullie moeten het als docenten maar verdelen. Dat zie ik vaak gebeuren en dat is een groot risico. Docenten gáán voor de leerlingen, voor goed onderwijs, en hebben nauwelijks een rem. Als er van bovenaf dan ook veel ambities zijn, kunnen er zomaar veel nieuwe taken bij komen. Dan moet er van alles in evenveel of in minder tijd. Dat kan niet. Een schoolleider moet keuzes maken, of extra taken faciliteren.”
En als dat niet gebeurt? “Dan moet het team keuzes maken; blijf scherp opletten of taken passen bij de missie en visie van jouw school, of zijn er dingen in geslopen? Kijk uit dat het geen farce is. Draagt jouw bestuurder de verantwoordelijkheid écht over? Kun je zelf beslissingen nemen over zaken die je als team niet meer doet? Accepteert de schoolleider dat? Het vrije taakbeleid gaat echt over autonomie. Je moet heel goed vastleggen hoe je dat wilt regelen. Je moet je zaken dan binnen school echt goed op orde hebben.”

Overdragen van verantwoordelijkheden

Abbing wijst op nog een risico: “Je moet goed nadenken of jouw school het wel aankan. Het ambitieniveau ligt vaak een stuk hoger dan het organisatieniveau op school. Hoe ver is jouw school op dit moment al in het overdragen van verantwoordelijkheden naar afzonderlijke teams?”
Ruijling merkt in de praktijk dat het vrije taakmodel veel wordt besproken maar nog weinig wordt ingevoerd. “Het is een mooi model, maar ik hoor vaak zeggen: onze organisatie is er nog niet rijp voor. Het is voor veel scholen nog een brug te ver.”
De AOb werkt aan een brochure over vormen van taakbeleid. “Als je kiest voor een vrij taakmodel moet je goed nadenken over de consequenties en hoe je het proces vormgeeft. Er moet ook een veiligheidsklep in: als mensen zich niet in de afspraken kunnen vinden, hoe kunnen onbillijkheden dan aan worden gepast, waar kunnen mensen dan terecht? Een back-up is nodig.”

Jaarlijkse evaluatie

Zorg er sowieso voor dat het taakbeleid elk jaar wordt geëvalueerd, adviseert Abbing. “Er verandert elk jaar wel wat. Dat vraagt minstens om jaarlijks een evaluatie-light. Kijk nu naar de veranderingen door corona: dat heeft invloed op de werkdruk, die zal waarschijnlijk overal hoger zijn geworden. Maar over hybride lesgeven staat nu natuurlijk nog nergens iets beschreven. Als mr moet je dit jaar zéker een evaluatie afdwingen.”
Naast zo’n evaluatie-light is het sowieso goed om het taakbeleid niet voor de eeuwigheid vast te leggen, maar bijvoorbeeld voor een periode van maximaal drie jaar, vindt de rayonbestuurder. “Daarna kun je dan serieus evalueren en procesafspraken maken als één van de partijen zich niet meer kan vinden in de vorm van het taakbeleid. Dan hebben zowel mr als schoolleider ruimte om het taakbeleid ‘op te zeggen’.”

Dialoog met ondersteuning

Alles draait om de werkdruk, de werkdruk en de werkdruk. Als een school ambities heeft om over te stappen naar een vrij taakbeleid, is er steun nodig om te voorkomen dat de werkdruk verder oploopt in plaats van af te nemen. Arbeidsmarkt- en opleidingsfonds Voion werkt aan een hulpmiddel dat die ondersteuning belooft. Er loopt een proef met project Werkbalans, dat het vertrouwen tussen de betrokkenen bij het taakbeleid moet bevorderen en de toebedeling van taken gestroomlijnd wil laten verlopen. Werkbalans is in ontwikkeling met kennisinstituut TNO en scholen die volgend jaar gratis mee willen doen aan volgende tests, kunnen zich aanmelden. Wie nu al zelf aan de slag wil, kan op de website van Voion een ander instrument vinden, Teamwerk-VO. Dit richt zich op alle aspecten van werkdruk, dus niet specifiek op taakbeleid. Teamwerk-VO is gedeeltelijk geïnspireerd op ervaringen in het basisonderwijs, waar een teamaanpak zich heeft bewezen bij het opstellen van het jaarlijkse werkverdelingsplan. De bijbehorende training is nog voor enkele pilots gratis en gaat daarna geld kosten. Het kan een goede stap zijn om als team meer professionele autonomie te krijgen, maar begin niet te lichtvaardig aan zo’n traject, waarschuwt AOb-trainer Floris IJsendorn: “Het is arbeidsintensief en op veel scholen zal het een behoorlijke uitdaging zijn om iedereen zich vrij te laten uitspreken. En blijf na het maken van nieuwe afspraken alert dat mensen niet terugvallen in oud gedrag zoals het toevoegen van zaken aan het jaarrooster zonder iets anders te schrappen.”