Durf je mond open te doen over taakbeleid
Uit een werkdrukonderzoek van TNO blijkt dat het taakbeleid bij veel vo-docenten voor extra werkdruk zorgt. Het gaat dan vaak niet om het lesgeven en waar daarbij hoort, maar vooral om allerlei zaken eromheen. De ene taak zorgt voor extra werkplezier, een andere taak kan juist energie vreten of voor slapeloze nachten zorgen.
Hoe zorg je ervoor dat de taken op school eerlijk worden verdeeld, dat mensen de taken doen die bij hen passen en dat deze taken niet voor extra stress zorgen? Het Haarlem College deed twee jaar geleden mee aan een pilot van arbeidsmarktplatform Voion (‘Werkbalans: naar een effectiever taakbeleid’), waarin werd onderzocht hoe personeel minder werkdruk ervaart bij de taken die er naast het lesgeven nog zijn.
De juiste taak bij de juiste persoon leggen én het werk in samenspraak evenredig verdelen: dat zijn voorwaarden die daarbij belangrijk zijn, bleek uit de pilot. Nu heerst er vaak nog een soort kruideniersmentaliteit, zeggen de deelnemers aan de pilot op de site van Voion. “Iedereen wil weten: hoeveel uur krijg ik voor die taak. Maar niet elke klus kun je in tijd omzetten. (..) Je kunt als mentor niet zeggen dat je taakuren op zijn en het mentoraat staken.”
Een vrijer taakbeleid, dat niet zo ‘uurtje-factuurtje’ is georganiseerd, is op veel scholen onderwerp van gesprek, zegt Mark van Essen, rayonbestuurder regio oost bij de Algemene Onderwijsbond. Het past in de breed levende wens voor meer autonomie van docenten, meer zeggenschap bij teams over de invulling van het werk, de ideeën en wensen rondom het professioneel statuut. “De medezeggenschapsraad heeft hier een belangrijke rol en moet ook goed opletten: het is soms nodig om je collega’s te beschermen.”
Vertrouwen in elkaar
De personeelsgeleding in de medezeggenschapsraad heeft via de cao instemmingsrecht op het taakbeleid zoals dat jaarlijks wordt vastgesteld. Als er een ‘systeemwijziging’ aan de orde is moet ook het team met een tweederde meerderheid instemmen.
Bij een vrijer taakbeleid wordt er vaak voor gekozen om niet heel strikt een aantal uren aan een taak te hangen. “Geen uurtje-factuurtje, maar het moet natuurlijk wel ongeveer kloppen.” Onderling wordt er een eerlijke verdeling van alle taken gemaakt en ook gekeken naar wie wat graag doet. Het draait daarbij om vertrouwen in elkaar, zegt Van Essen. Je moet als team samen kunnen werken en taken collectief en in alle openheid willen verdelen. “Dat klinkt prima, maar er zijn wel belangrijke randvoorwaarden. Je moet bijvoorbeeld als leerkrachten al gewend zijn aan enige autonomie en je mond open durven doen. Want als het te veel wordt, moet je dat wel durven zeggen, ook tegen je leidinggevende.”
Medezeggenschappers moeten goed nadenken over de vraag of hun organisatie wel klaar is voor zo’n vrijer taakbeleid, zegt Mark van Essen. “Kunnen jullie voor jezelf opkomen? Kijk daar eerlijk naar. Je moet onderling durven bespreken: voor wie is dit te zwaar, wie kan er nog iets bij hebben? Wat voor de één een fluitje van een cent is, kan een ander slapeloze nachten bezorgen.”
Toch doen is een valkuil
De valkuilen van onderwijspersoneel zijn bekend, waarschuwt hij. Veel leerkrachten vinden hun werk en de leerlingen zó belangrijk, dat ze de grenzen uit het oog verliezen. “Ik zie wel dat een directie op papier taken afschaft, maar dan vindt het team het tóch leuk en belangrijk. Vervolgens is er altijd wel een teamlid dat het tóch gaat doen, ook al staan er geen uren meer voor. Dat is een risico, want het verhoogt uiteindelijk wel de werkdruk. Dus als je schoolleider je daar niet tegen beschermt, moet je daar als medezeggenschapper extra op letten.”
In tijden van bezuinigingen is het makkelijk schrappen in het taakbeleid, merkt hij vaak. “Maar let goed op: zijn die taken wel écht geschrapt of moet je hetzelfde doen in minder tijd?” En hoe goed de afspraken ook zijn, er komen vaak onvoorziene taken bij, denk aan een sollicitatiecommissie. Of een nieuwe werkwijze heeft onvoorziene gevolgen: bijvoorbeeld nieuwe regels rond het inhalen van toetsen die extra werk meebrengen voor docenten.
Mentoraat is oneindige taak
De valkuil bij taakbeleid is dat je bij sommige taken er als docent zoveel uren in kunt stoppen als je wilt, waarschuwt hij. “Het decanaat of coördinerende taken staan binnen school vaak in hoog aanzien en zijn gewild. Maar het mentoraat is natuurlijk een taak waarvan je moeilijk vast kunt leggen hoeveel uur je ervoor nodig hebt. En waar je niet zomaar mee op kunt houden als het je te veel uur kost. In 6 vwo ben je er waarschijnlijk minder druk mee dan in de brugklas, 3 havo of 4 vwo.”
Zorg als medezeggenschapsraad dat het taakbeleid elk jaar voor evaluatie op de agenda komt, adviseert hij. “Kost misschien maar een half uurtje. Zo kun je vaststellen of het nog klopt, of dat er veel nieuwe dingen in geslopen zijn.” Een goed moment voor zo’n evaluatie is eind van de winter, begin voorjaar. “Zorg dat het taakbeleid vast staat en voor iedereen duidelijk is voor de start van de zomervakantie. Dan weet iedereen wat het nieuwe schoolhaar op dat punt gaat brengen.”
Kader:
Licht het taakbeleid door!
Wat valt er precies onder ontwikkeltijd, hoe zit het met het aantal lesweken per jaar, wat zit er precies in de opslagfactor, zijn dat echt alleen maar zaken die rechtstreeks met de lessen te maken hebben, zoals de bedoeling is? “Soms zien we dat het aantal lesweken wordt verlaagd: bijvoorbeeld door de toetsweken eruit te halen. Maar je hebt als docent wel te maken met een vaste hoeveelheid lesstof die je moet behandelen.”
De AOb kan helpen bij het doorlichten van het taakbeleid, zegt Mark van Essen. “Bij mr’s met een servicepakket kunnen onze deskundigen even goed kijken: klopt het zoals het bij jullie op school, is geregeld, met aantal lesweken, opslagfactor en ontwikkeltijd? Wat kan er anders of beter?”
Wie het taakbeleid drastisch wil omgooien, kan daar hulp bij inroepen. Van de AOb natuurlijk, maar ook van arbeidsmarktplatform Voion. De digitale tool ‘Balans in onderwijstaken’ (TNO) helpt bij de inventarisatie van taken en laat zien welke niet-lesgebonden taken docenten nu doen, wat ze zouden kunnen of willen doen en waar ze zich in zouden willen ontwikkelen.
Kader:
Zo is een vo-functie opgebouwd
Een fulltime docent heeft een aanstelling voor in totaal 1659 uur. Elke functie bestaat uit lesgebonden en niet-lesgebonden taken. De cijfers voor het schooljaar 2023-2024:
- 720 uur pure lestijd.
- 430 tot 500 uur opslagfactor, uitgedrukt als percentage van de lestijd. De opslagfactor, vaak 60 tot 70 procent, bepaalt hoeveel uren je nodig hebt om goed les te kunnen geven. Dit gaat vooral om voorbereiding en nakijkwerk, zaken die direct met de lestaak te maken hebben.
- 90 uur individueel keuzebudget, bedoeld om duurzame inzetbaarheid van een werknemer te vergroten en werkdruk individu te verlagen (was eerder 50 uur).
- 99 uur professionalisering (persoonlijke deskundigheidsbevordering, dit was eerder 83 uur).
Daarmee is al 1339 tot 1409 uur van een voltijds aanstelling toegewezen en blijft er 250 tot 320 uur over voor de niet-lesgebonden taken: open dagen, teamvergaderingen, mentorschap, mr-lidmaatschap, schoolkamp, etc. Zulke taken horen bij het werk, maar vallen nadrukkelijk níet onder de opslagfactor.