Column: Die fijne kengetallen zeggen niet alles
“Hé dat is raar…” Chris (mijn zoon) keek verbaasd naar zijn kilometerteller. “Hoeveel heb jij gefietst?” Op mijn teller pronkte iets meer dan zeven kilometer. Bij hem ook. We waren bijna bij de fietsclub. Iedere andere rit die we de afgelopen drie jaar zo’n drie keer per week hebben gemaakt kwam uit op 5,3. Vandaag dus niet, vreemd genoeg.
Wij denken te leven in een maakbare en meetbare samenleving. Als ik tegenwoordig naar een school moet, kan Google mij precies vertellen wanneer ik moet vertrekken, hoe ik rijden moet, hoe ver het is en op welk tijdstip ik aan zal komen. Big data zijn big business en ruim beschikbaar. Zij die de toekomst weten te voorspellen op basis van gegevens vanuit het verleden kunnen een glansrijke carrière tegemoet zien.
Ik ben een fervent rekenaar (dat heeft vast te maken met mijn exacte opleiding) en vind het bijna leuk om kengetallen in schoolorganisaties te berekenen. Slimme kengetallen kunnen namelijk een verschuiving laten zien en daardoor wellicht maatgevend of voorspellend zijn voor de toekomst. Voorbeelden zijn de kengetallen gemiddeld aantal kinderen er per stamgroep, of hoeveel leerlingen per teammanager, hoeveel werknemers per directielid, hoeveel onderwijsassistenten per aantal klassen. Zo’n historisch overzicht van specifieke kengetallen die voor jouw organisatie antwoord geven op vraagstukken die belangrijk zijn, kan een hoop frustratie in de discussie uit de weg gaan. Te vaak krijg je een welles-nietesdiscussie in medezeggenschap over de veranderende gemiddelde klassengrootte. Op basis van cijfers is zo’n discussie snel te beslechten.
Helaas is de toekomst niet altijd voorspelbaar. Actueel natuurlijk is de komst van corona en de aanpassingen die er op scholen noodzakelijk zijn geweest. Maar ook op andere gebieden merk ik dat data-gedreven beleid soms niet richting genoeg geeft. Al is het alleen maar door de discussie of de gebruikte data wel de juiste zijn!
Voorspelbaarheid is goed en prettig. Een goede medezeggenschapsraad moet ook leren vertrouwen op de eigen soepelheid, zeker als de toekomst niet zo voorspelbaar lijkt. Dat is best moeilijk voor sommige onderwijskrachten. Want ik zie grote veranderingsbereidheid en flexibiliteit, maar ook enorme ankers die uitgegooid worden en in cement gegoten ‘oude ideeën’. Dat laatste helpt vaak niet om de toekomst te lijf te gaan. Eén uitgangspunt geeft mij veel energie: als iets mij verrast, geeft me dit kracht. De weg naar de oplossing vinden is soms een grote uitdaging, maar de mentaliteit bepaalt of je daar zult komen.
Het probleem van de vreemde kilometerstanden van Chris en mij heb ik nog niet getackeld. Het was eenmalig, want de terugweg was weer gewoon 5,3 km. Mijn voorlopige conclusie is dat er sprake is van een tijd-ruimteverbuiging, maar ik ben nog aan het rekenen.