Boxenmodel vereenvoudigt taakbeleid
Hoe eerlijk de lasten verdeeld zijn in taakbeleid, dat is bij veel besprekingen een onbeantwoorde vraag. Het kan wel, licht AOb-adviseur en trainer Jan Menger toe. Hij bedacht het boxenmodel, een slimme manier om het taakbeleid eerlijk in kaart te brengen. Trainer Menger zet uiteen wat het boxenmodel voor taakbeleid inhoudt en hoe medezeggenschappers er via de AOb gebruik van kunnen maken. Het Gemeentelijk Gymnasium Hilversum heeft er al ervaring mee opgedaan.
Hoe eerlijk de lasten verdeeld zijn in taakbeleid, dat is bij veel besprekingen een onbeantwoorde vraag. Het kan wel, licht AOb-adviseur en trainer Jan Menger toe. Hij bedacht het boxenmodel, een slimme manier om het taakbeleid eerlijk in kaart te brengen.
Trainer Menger zet uiteen wat het boxenmodel voor taakbeleid inhoudt en hoe medezeggenschappers er via de AOb gebruik van kunnen maken. Het Gemeentelijk Gymnasium Hilversum heeft er al ervaring mee opgedaan.
Wat is het grote voordeel van dit boxenmodel?
Menger: “Het is eigenlijk gewoon een invuloefening. Alles zit erin. Dus het is een kwestie van inkloppen: in box 1 zit de tijd voor lessen, in box 2 de opslagfactor, in box 3 de uren voor professionalisering (en die bestaat weer uit drie onderdelen), in box 4 zit de tijd voor ontwikkeling, verbreding en verdieping, in box 5 de overige taken en in box 6 zit het individueel keuzebudget. Uitgangspunt is de meest recente cao-vo en het gegeven dat een volledige aanstelling 1659 klokuren heeft. Alle docenttaken die in de zes boxen zitten, moeten daarin passen. Bij een parttime aanstelling natuurlijk naar rato.”
Waar gaat het nu nog vaak mis?
“Bijvoorbeeld bij box 6: individueel keuzebudget-werkdrukvermindering. In de cao staat dat elke werknemer de beschikking krijgt over een basisbudget van 90 klokuren: daarmee kun je persoonlijke keuzes maken die passen binnen jouw levensfase en die jouw duurzame inzetbaarheid vergroten. In de praktijk merken wij vaak dat dit nauwelijks in het taakbeleid wordt opgenomen.”
Kan iedereen dit zelf invullen?
“Je moet natuurlijk wel in de materie zitten en goed weten hoe het jaar op jouw school is opgebouwd. Hoeveel normale lesdagen zijn er eigenlijk en hoeveel organisatie- en ontwikkeldagen? Dan blijkt al snel dat je op een ander getal komt dan de 37,8 lesweken (189 dagen) die er in de wet onderwijstijd staan.”
Is het boxenmodel voor iedereen gratis te downloaden?
“Nee. Wij hebben dit als AOb ontwikkeld en onze trainers gaan ermee aan de slag als daar op scholen behoefte aan is. Dit is natuurlijk een hele bruikbare onderlegger om op locatie te gebruiken om het gesprek met directie en personeelsgeleding van de mr goed en inhoudelijk te voeren.”
Heb je nog een advies voor medezeggenschappers?
“Scholing helpt je verder. Dat weet toch iedereen in het onderwijs? Dus zorg dat je ook als medezeggenschapsraad scholing inkoopt. Het bevoegd gezag doet dat ook. Zorg dat jij als mr ook sterk in je schoenen staat.”
Boxenmodel maakt papieren werkelijkheid iets realistischer
Een deel van de medezeggenschapsraad van het Gemeentelijk Gymnasium Hilversum ging met het boxenmodel aan de slag. Wat zijn hun ervaringen?
Rogier Oranje, lid van de personeelsgeleding en secretaris van de mr: “Als je heel eerlijk bent, dan is het taakbeleid toch een papieren werkelijkheid. Het is een fascinerende rekensom, waarbij je stelt: taak x of y kost zoveel uur, dat is bijvoorbeeld drie of tien procent van je werktijd. Maar dat is vaak helemaal geen benadering van de werkelijkheid. Dat is wel het idee van dit boxenmodel, om het taakbeleid meer in lijn te brengen met de werkelijkheid.”
“Wat wél de werkelijkheid is: bijna iedereen heeft het gevoel dat er te weinig uren in een week zitten voor al het werk dat moet gebeuren. Bijna iedereen ervaart werkdruk. Maar ik ken geen docent die zegt: ik heb te weinig uren voor mijn persoonlijke ontwikkeling, of: mijn voorbereidingstijd is op voor deze klas, dus ik stop ermee. Dat gebeurt gewoon niet op een school, dat is geen issue. Zo werkt het niet, al lijkt dat wel zo bij het taakbeleid. Bij het mentoraat bijvoorbeeld kun je niet zeggen hoeveel uur je er precies mee bezig bent. Het ene jaar heb je als mentor een moeilijke klas, waar je veel tijd aan kwijt bent, het andere jaar houd je misschien uren over.”
Het taakbeleid is daarom eigenlijk nogal een bureaucratische oefening, vindt hij. “Maar je moet natuurlijk wel íets hebben, enig houvast, een idee over hoeveel tijd iets kost of je er bij benadering voor nodig hebt. Het is ook een soort vangnet. Door het taakbeleid weet je wat er wel en niet van je verwacht wordt.”
Waar het natuurlijk om draait is werkdruk. “Dat speelt voor iedereen in het onderwijs. En dan is inzicht belangrijk. De afgelopen jaren zijn er in de cao steeds ‘pleisters geplakt’, om de werkdruk te verlagen. Op onze school was daar nooit iets van in het taakbeleid opgenomen. Het ging steeds weer om losse flodders, een paar uur hier en daar, maar dat hebben we nooit goed geïntegreerd. Daarom wilden we er nu wel eens goed naar kijken. Vanuit een docent kwam die vraag ook, hij had de indruk dat het niet klopte.”
Belangrijk uitgangspunt, ook bij dit boxenmodel, is het aantal lesweken op een school. Rogier Oranje: “Met 30 lesweken maak je natuurlijk meer lesuren per week dan bij 40 weken. Maar dat is toch een hele rekensom, hoeveel dagen geven wij nou precies les.” Een aantal docenten ging onafhankelijk van elkaar aan het tellen en iedereen kwam op ongeveer 36 lesweken uit. Oranje: “Dan is het een kwestie van rekenen: wat hoort er volgens ons bij het lesgeven en dus bij de opslagfactor, wat hoort er bij scholing, wat valt er onder de algemene taken en wat zijn bijzondere taken: het zijn allemaal knoppen waar je aan kunt draaien en met het boxenmodel zie je als je aan één knop draait, welke gevolgen dat heeft.”
Heeft het tot een concrete aanpassing geleid? “De rapportvergaderingen stonden bij ons onder algemene taken. Die willen we nu aan de opslagfactor koppelen, dat lijkt logischer.”
Het voorstel voor het nieuwe taakbeleid ligt nu bij de schoolleiding. “Er is genoeg hectiek, dus we willen dit niet meteen volgend jaar invoeren. Het wordt eerst voorgelegd aan personeel en medezeggenschapsraad en natuurlijk volgt er kritiek en komen er op- en aanmerkingen. Dan gaan we eerst daar weer mee aan de slag. Maar we denken dat we hier een goede stap mee zetten en verwachten dat we aanpassingen in de cao voortaan ook sneller kunnen integreren.”