Begroting: Let op spaarpot en bekostiging
Twee punten vragen zeker aandacht van de mr bij de eerstvolgende begroting: de reserves en de vereenvoudiging van de regels voor bekostiging. Financieel expert Paul Hellings van de Algemene Onderwijsbond geeft handvatten.
Twee punten vragen zeker aandacht van de mr bij de eerstvolgende begroting: de reserves en de vereenvoudiging van de regels voor bekostiging. Financieel expert Paul Hellings van de Algemene Onderwijsbond geeft handvatten.
1. Vereenvoudiging bekostiging
Scholen voor het basisonderwijs en speciaal onderwijs krijgen per 1-1-2023 een andere manier van bekostiging door de overheid. Het vo heeft al een jaar ervaring met deze wijziging die voor hen in 2022 is doorgevoerd. Sommige scholen krijgen meer geld, andere minder.
Eenvoud is het doel van de verandering. Van de ongeveer 35 variabelen die er waren om te berekenen op hoeveel geld een school recht heeft, blijven er maar 3 of 4 over. Paul Hellings:
In het verleden telde bijvoorbeeld de gewogen gemiddelde leeftijd van leerkrachten mee bij de bekostiging. Simpel gesteld: een school met veel oudere leerkrachten had recht op meer geld. Ook zat er een verschil in het bedrag voor onder- of bovenbouw leerlingen. Nu telt alleen het totaal aantal leerlingen.
Kalenderjaar
De personele bekostiging gaat niet meer per schooljaar, maar per kalenderjaar. De nieuwe teldatum voor het aantal leerlingen wordt 1 februari.
Naast de eenvoudiger verdeling noemt de overheid als voordeel dat het voor de medezeggenschapsraad makkelijker wordt om de bekostiging te controleren. Dat de administratieve lasten verminderen klopt, zegt Hellings, maar het argument dat de mr zo beter zou kunnen controleren vindt hij onzin.
Bij de mr gaat het erom: wat dóé je met het geld. Het gesprek moet gaan over de zak geld die overblijft onder de streep, als alle vaste kosten eraf zijn, over de keuzes die een school dán maakt.
Structureel geld
Een overgangsperiode van drie jaar geeft schoolbesturen ruimte om hun uitgaven aan te passen aan het nieuwe budget. “Het gaat om structureel geld, het kan om tonnen meer of minder gaan, dus daar moet je wel rekening mee houden in je begroting.” Samen krijgen de besturen evenveel geld, het is geen bezuinigingsmaatregel. Per school kan de herverdeling wel verschil betekenen. “Als mr moet je dit jaar wel vragen welke gevolgen deze vereenvoudiging van de bekostiging voor jouw school heeft.”
2. Hoe vol is de spaarpot?
Heeft jouw school een veel te grote spaarpot? Komt er veel meer binnen dan er wordt uitgegeven? En als dat zo is, worden de bovenmatige reserves nu langzaam afgebouwd? Zo nee: waarom niet? Kijk naar de kengetallen die aan de Onderwijsinspectie zijn verstrekt.
Die informatie hoort ook in iedere begroting en jaarrekening thuis. De ‘signaleringswaarde voor mogelijk bovenmatig eigen vermogen’ gaat over bovenmatige reserves. Als mr kun je vragen of de school aan de signaleringswaarden van de inspectie voldoet. En zo nee, waarom dan niet?
Incidenteel geld
Misschien dat scholen dit jaar wel relatief veel reserves hebben, zegt Hellings, vanwege bijvoorbeeld de incidentele NPO-gelden om corona-achterstanden op te vangen. Een goed bestuur kan toelichten waarom er veel of weinig reserves zijn. Hellings: “Een buffertje aanleggen is natuurlijk prima. Maar als je je risico’s niet goed in kunt schatten bestaat vaak de neiging om veel te hoge reserves aan te houden.”
Door veranderingen bij de bekostiging zal een groot deel van de reserves in het primair onderwijs ‘op papier’ verdampen, verwacht hij. “De mr doet er nu dus goed aan om te vragen naar de gevolgen van deze systeemwijziging voor de eigen school. Zijn we na deze verandering nog steeds te rijk? Zo ja: wat is het plan om die reserves af te bouwen?”
Oppotten verdwijnt
Hij ziet de oude neiging om al te veel op te potten langzamerhand verdwijnen, zegt Hellings. “Vanaf 2024 wil het ministerie gaan handhaven op te hoge reserves. Het besef is wel doorgedrongen dat het niet goed is om nodeloos veel geld op de plank te hebben liggen. De politiek hamert daar ook op. En het komt ook door de kengetallen die de inspectie nu hanteert. Niemand kan meer beweren dat de vakbond er ‘andere normen’ op nahoudt, deze kengetallen zijn een duidelijke en objectieve indicator. Als je boven of onder de signaleringswaarde van de inspectie zit, dan heb je wat uit te leggen.”
Uitleg van de Onderwijsinspectie over kengetallen.