Faciliteiten, daar heb je recht op

Het klinkt zo eenvoudig: de medezeggenschapsraad heeft recht op alle faciliteiten die voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs noodzakelijk zijn. Toch krijgen de mr-consulenten van de AOb hier veel vragen over. Daarom tien belangrijke aandachtspunten.

Tekst Miro Lucassen - - 5 Minuten om te lezen

960x480_infomr_taakbeleid3

1. Wat voor faciliteiten heeft de medezeggenschap nodig om goed te werken?

De makers van de Wet medezeggenschap op scholen zien vier punten waarop de school ruimte moet geven aan het werk van mr-leden. Die punten zijn voorzieningen, scholing, deskundige bijstand en tijd. Het recht op deze faciliteiten staat in artikel 28 van de Wms, lid 1 tot en met 3.

2. Voorzieningen, wat zijn dat dan?

Een onmisbare voorziening is een plek om te vergaderen. De mr mag daarbij niet worden gestoord en moet ook de mogelijkheid hebben om vertrouwelijke zaken achter gesloten deuren te bespreken. Denk bij voorzieningen ook aan het kopieerapparaat, een eigen plek op de website, het benaderen van de achterban via e-mail, nieuwsbrief of andere gebruikelijke communicatiemiddelen op school, en bereikbaarheid voor de buitenwereld.

3. Is mr-scholing vergelijkbaar met nascholing?

Medezeggenschap is net rekenen: weinig mensen beheersen vanzelf de fijne kneepjes. Voor goede medezeggenschap is kennis en kunde nodig bij alle deelnemers aan de overlegtafel. Daarom bestaan er cursussen voor mr-leden; aanbieders zijn bijvoorbeeld het project Versterking Medezeggenschap en de AOb. Deze mr-scholing heeft geen verband met het op peil houden en verbeteren van de professionele competenties van onderwijspersoneel binnen hun functie. Beide hebben hun eigen plek in de jaartaak.

4. Wanneer is die deskundige bijstand eigenlijk nodig?

Een medezeggenschapsraad met goed geïnformeerde leden kan zich vaak op eigen houtje prima redden, totdat er echt iets aan de hand is. Denk aan een fusie of nieuwbouw, gebeurtenissen die voor scholen geen routine zijn. De bestuurder schakelt dan experts in om de operatie tot een goed einde te brengen. Het is logisch dat ook de mr extern advies vraagt om goed te kunnen adviseren, of tot een gemotiveerde instemming te komen.

5. Waar halen we zo’n eigen adviseur?

Menige mr kent ouders met specifieke expertise; dat kan helpen om een oordeel te vormen. Onderwijsorganisaties bieden ook van alles aan. Zo kent de AOb het mr-servicepakket waarbij de mr voor alle mogelijke onderwerpen terecht kan, tot en met juridische ondersteuning als een verschil van inzicht leidt tot een procedure bij de geschillencommissie.

6. Dat gaat geld kosten, waar betaalt de mr die bijstand van?

De wetgever vindt het belangrijk dat er een gelijk speelveld is voor mr-leden en bevoegd gezag. Daarom mag de mr gewoon geld uitgeven aan ondersteuning en scholing als dat redelijkerwijs noodzakelijk is. Denk aan een abonnement op het mr-servicepakket van de AOb of de mr-cursussen die door de AOb en andere onderwijsorganisaties worden aangeboden. Lopen de zaken meer in de papieren doordat er bijvoorbeeld externe juridische bijstand nodig is of zeer specifieke deskundigheid, dan is er slechts één voorwaarde: de mr moet het bevoegd gezag vooraf informeren over die kosten. Laat in zo’n geval een offerte maken en overhandig deze aan de overlegpartner. Niet ter goedkeuring, maar ter informatie.

7. Onze school heeft het financieel al zo moeilijk, is dat niet zonde van het geld?

Medezeggenschap is net zo essentieel voor een goed functionerende school als een gebouw, gekwalificeerd personeel en leermiddelen. Goede medezeggenschap kan ook geld opleveren door verbeteringen in een plan, het vermijden van fouten en het vergroten van draagvlak. De kosten van medezeggenschap zijn dan ook onderdeel van de lumpsum. Als het bevoegd gezag de aangekondigde kosten onredelijk vindt, kan het met de mr overleggen. Komt u er samen niet uit, dan kan het bevoegd gezag naar de geschillencommissie om daar te laten toetsen hoe redelijk de kosten zijn. In eerdere uitspraken is te zien waar de marges liggen: scholing en een mr-servicepakket staan niet ter discussie, tarieven van advocaten en het aantal gedeclareerde uren kennen een grens die verband houdt met het dossier. Tip: vraag ook eens naar de kosten die het bevoegd gezag maakt voor de eigen juridische ondersteuning en externe adviseurs.

8. Wat doen we als het bevoegd gezag een vast jaarbudget aanbiedt?

Zo’n vast budget lijkt aantrekkelijk: de mr kan het aanwenden zonder verdere plichten om iets te melden of te bespreken. Uiteraard moet u de uitgaven achteraf kunnen verantwoorden als redelijk noodzakelijk voor de medezeggenschap, net zoals bij een melding vooraf. Denk er verder aan dat u bij zo’n vast budget geen marge meer hebt voor onverwachte gebeurtenissen. De mr heeft dan niet de ruimte om expertise in te huren, terwijl de bijzondere situatie juist om externe deskundigheid vraagt. De AOb raadt het vastleggen van een mr-budget dan ook af. Wel is het verstandig dat het bevoegd gezag de jaarlijkse standaardkosten van medezeggenschap opneemt in de de begroting.

9. Hoe zit het met tijd in de afspraken over faciliteiten?

Tijd is eigenlijk ook geld, vandaar dat er in de cao’s afspraken staan over het minimale aantal uren dat in de jaartaak hoort van de mr-leden uit de personeelsgeleding. Daarmee begint het pas: de wet geeft de personeelsgeleding namelijk instemmingsrecht op de regeling van faciliteiten in tijd. Dat staat in artikel 12, lid 1 sub q van de Wms. Een medezeggenschapsraad die veel te bespreken heeft, kan meer uren nodig hebben en daarover moeten bevoegd gezag en mr overleggen tot ze het eens zijn. Andersom kan ook: is er weinig te bespreken, dan kan het aantal uren omlaag zolang de mr daarmee instemt.

10. Kan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad een bovenschoolse faciliteitenregeling afspreken voor alle mr’s en deelraden?

Ja, maar er moet ruimte zijn voor maatwerk. Als een deelraad of mr kan onderbouwen dat in hun specifieke situatie extra uren nodig zijn, moeten die er komen. Ook in het medezeggenschapsstatuut waar de gmr instemmingsrecht op heeft kunnen alleen ondergrenzen staan over de invulling van de faciliteiten. Per school of locatie moet maatwerk mogelijk blijven.